Na de val van het kabinet werd behandeling van de Wet betaalbare huur tot genoegen van demissionair woonminister Hugo de Jonge niet-controversieel verklaard. De Jonge laat nu in een Kamerbrief alsnog weten dat invoering van de wet per 1 januari 2024 niet mogelijk is.
Met het wetsvoorstel betaalbare huur gaan huurders een huur betalen die past bij de kwaliteit van de woning. Tegelijkertijd moet het voor investeerders aantrekkelijk blijven om te investeren in middenhuurwoningen.
Het wetsvoorstel beoogt excessieve huurstijging in de vrije sector tegen te gaan. Bij een bewonerswissel wordt gemiddeld € 100 extra aan huur gevraagd. In de vier grote steden is dit zelfs € 160. In 2023 betaal je als nieuwe huurder voor een vrije sectorwoning gemiddeld 10,9% meer dan de vorige bewoner(s), de sterkste stijging sinds 2014.
De Wet betaalbare huur moet hier een einde aan maken. De middenhuur wordt gereguleerd door het dwingend maken van het woningwaarderingsstelsel (WWS) voor dit segment. Zo kan er daadwerkelijk worden gehandhaafd op de maximaal toegestane huurprijs.
WWS tot 186 punten
Het WWS wordt van toepassing op huurwoningen tot en met 186 punten. De daarbij behorende maximale huurprijs is € 1.123,13 (prijspeil juli 2023). Ook wordt het WWS gemoderniseerd, waardoor het stelsel beter aansluit bij de kwaliteit van nieuwe middenhuurwoningen. Zo krijgen de energiezuinigheid van een woning en de buitenruimte een betere waardering, en zal de WOZ-cap van toepassing zijn vanaf 187 punten in plaats vanaf 142 punten. In het geval een woning door de WOZ-cap in het middensegment terecht komt, wordt een maximum van 186 punten aangehouden. Hierdoor wordt de huurprijs voorspelbaarder.
Uit de afgeronde internetconsultatie naar het voorstel, waarop 1.800 reactie binnenkwamen, komt vooral de zorg naar voren over het effect van de voorgestelde maatregelen op het rendement van verhuurders en de stapeling aan maatregelen die wordt ervaren door beleggers. Dit zou kunnen leiden tot een afname van middenhuurwoningen.
Verhoging nieuwbouwopslag
Om de investeringen in betaalbare middenhuur te blijven stimuleren, verhoogt De Jonge de de eerder voorgestelde prijsopslag nieuwbouwopslag in het wetsvoorstel betaalbare huur van 5 naar 10%. De prijsopslag is bedoeld als overgangsrecht voor nieuwbouwwoningen, die in de voorbereiding op de bouw geen rekening hebben kunnen houden met de aankomende regulering. Door deze verhoging naar 10% komt er extra ruimte voor middenhuurprojecten die niet op de wet waren voorbereid.
De tijdelijke nieuwbouwopslag zou, gedurende tien jaar, gaan gelden voor woningen die na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel in gebruik worden genomen en waarvan de bouw start vóór 1 januari 2025. De grens van deze startbouwdatum is met een jaar opgeschoven naar 1 januari 2026.
Tijd tekort voor snelle invoering
'Hierbij geef ik aan dat inwerkingtreding per 1 januari 2024 niet langer haalbaar is omdat het advies van de Raad van State moet worden verwerkt en omdat beide Kamers voldoende tijd moeten hebben om dit wetsvoorstel te behandelen', aldus de minister. 'Ook voor de (uitvoerende) partijen die met deze wet aan de slag moeten komt 1 januari 2024 te snel. Zij hebben immers tijd nodig om zich voor te bereiden op de wet. Naast behandeling in de Kamers, hebben gemeenten en de Huurcommissie voldoende tijd nodig om de wet te implementeren. Zo geeft de Huurcommissie aan minimaal drie maanden tijd nodig te hebben om alle grote aanpassingen voortvloeiend uit de wet in hun systemen te kunnen verwerken.'
Groeiende weerstand
Hij vervolgt: 'Vanwege het grote belang van het wetsvoorstel en gegeven het feit dat de markt vraagt om snelle behandeling en duidelijkheid wil ik mij inzetten om invoering per 1 juli 2024 mogelijk te maken, waarbij ik ook een beroep op uw Kamer wil doen voor een vlotte behandeling.' Om deze datum te halen wil De Jonge als demissionair minister het wetsvoorstel begin januari aan de Tweede Kamer aanbieden.
In hoeverre het dan ongeschonden door de nieuwe Tweede Kamer komt -er zijn immers op 22 november verkiezingen is nog de vraag. Zo twijfelt de VVD inmiddels openlijk over de wet en hechten ook partijen als BBB -de grootste fractie in de Eerste Kamer- aan een goed investeringsklimaat voor particuliere woningontwikkelaars.