Fiscale regels nog niet klaar voor verduurzaming woningen

Er zijn diverse fiscale maatregelen mogelijk om de verduurzaming van de eigen woning te bevorderen. Tom Berkhout en Masha Bril bespreken de voor- en nadelen

Door Tom Berkhout en Masha Bril
Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 4, 24 april 2020

Een van de maatregelen uit het Nederlandse ‘Klimaatakkoord’ van juni 2019 is het verduurzamen van woningen, omdat ongeveer 20% van de Nederlandse CO2-uitstoot hiervan afkomstig is.
Verduurzamen van de woningvoorraad is echter een enorme opgave, gezien het aantal woningen. In 2017 bedroeg de omvang van de Nederlandse voorraad 7,7 mln woningen, waarvan 56% bestond uit koopwoningen. Het merendeel van deze woningen is meestal matig geïsoleerd en wordt nog verwarmd door aardgas.
Welke wijzigingen kan de wetgever in het belastingstelsel doorvoeren om ervoor te zorgen dat eigenwoningbezitters hun huis vrijwillig gaan verduurzamen? Niet iedere eigenwoningbezitter zal het geld hiervoor op de bank hebben staan of kunnen lenen. Enquêtes laten zien dat de meerderheid van de eigenwoningbezitters op zich wel bereid is de woning te verduurzamen, maar bijna driekwart van deze groep is nog niet in actie gekomen. Dit uitstelgedrag wordt onder andere veroorzaakt doordat de respondenten denken dat het in de toekomst goedkoper wordt om de woning te verduurzamen en dat de overheid gaat subsidiëren. Verder vinden ze de huidige terugverdientijden te lang.

Voor dit artikel verstaan wij onder ‘verduurzamen’:
1. Het plaatsen van voorzieningen die ertoe leiden dat de energievraag wordt beperkt (bijvoorbeeld isoleren),
2. Het frequenter gebruiken van duurzame energiebronnen (plaatsen van zonnepanelen) en
3. Het efficiënter gebruiken van uitputbare energiebronnen (zuinigere apparatuur).

In dit artikel behandelen we fiscale maatregelen om de verduurzaming te bevorderen. Voor tal van (gemeentelijke) heffingen en belastingen rond de eigen woning zijn maatregelen denkbaar. Wij beperken ons tot de inkomsten-, omzet-, overdrachts- en energiebelasting, omdat deze belastingen de meeste (financiële) impact hebben op het verduurzamen van de woning. Ook de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) komt aan bod.

Inkomstenbelasting
Voor de eigenwoningregeling zijn het eigenwoningforfait en de renteaftrek van de eigenwoningschuld van belang. De hoogte van het eigenwoningforfait is afhankelijk van de WOZ-waarde van de woning. Hogere energielabels leveren een hogere woningwaarde op. Zo werden in 2018 groen (A, B)-gelabelde panden verkocht tegen een gemiddelde prijspremie van ruim € 10.000. Ongunstige F- en G-labels verlaagden de verkoopopbrengst van koopwoningen met gemiddeld € 15.000.
Een duurzamere eigen woning heeft dus een hogere WOZ-waarde, met onder andere een hoger eigenwoningforfait tot gevolg. Dit is een negatieve (fiscale) prikkel om de woning te verduurzamen. De eigen woningregeling staat ter discussie, maar voorlopig hebben we dus met de huidige regeling te maken.

Bonus–malusregeling WOZ
De hogere WOZ-waarde van een energiezuinige woning zou gecorrigeerd kunnen worden door een bonus; de WOZ-waarde van een minder energiezuinige woning door een malus, wat samen een budgetneutrale maatregel oplevert. Dan moeten wel alle woningen (en niet alleen de verkochte woningen, waarvoor een label nu al verplicht is) een betrouwbaar energielabel hebben. Gemiddeld kost het labelen € 11.
In 2008 zijn Kamervragen gesteld of het eigenwoningforfait gedifferentieerd kan worden naar rato van het energielabel. Een van de argumenten van de staatssecretaris hiertegen is dat de maatregel afhankelijk is van de waarde van een woning en niet van de kosten van een mogelijke energiebesparing. De waarde van een vergelijkbare woning is hoger in Amsterdam dan in Groningen, terwijl het potentieel voor energiebesparing gelijk kan zijn.
Dit argument kan worden weerlegd door het invoeren van een zogeheten bonus–malussysteem dat losgekoppeld is van de WOZ-waarde: het maakt dan niet uit waar de woning in Nederland staat en of de woning een box 1- of box 3-pand betreft. Ook de hoogte van de eigenwoningschuld doet dan niet ter zake. De hoogte van de bonus/malus zal dan een vast bedrag moeten zijn of gekoppeld moeten worden aan bijvoorbeeld de inhoud van de woning. De controle op het label zal een taak moeten worden van bijvoorbeeld de Inspectie Leefomgeving en Transport. Om iedereen financieel in de gelegenheid te stellen zijn woning te verduurzamen, kan de invoering rechtmatig en subsidiair zijn. Door vooraf te bepalen bij welk energielabel welke bonus of malus behoort, is de wetgeving voor de eigenwoningbezitter relatief eenvoudig te begrijpen.
Gezien het feit dat het gaat om relatief beperkte bedragen, is het echter de vraag of de regeling in het algemeen effectief is.

Renteaftrek koppelen aan energielabel
Je zou ook de renteaftrek van eigenwoningschuld (EWS), die is aangegaan om de eigen woning te verduurzamen, afhankelijk kunnen maken van het energielabel van de woning. Het percentage waartegen de rente fiscaal kan worden afgetrokken zou hoger kunnen zijn naarmate het energielabel beter is. Ook deze maatregel kan budgetneutraal worden doorgevoerd als de EWS-rente bij niet-duurzame woningen tegen een lager percentage fiscaal aftrekbaar wordt. Een bewoner van een huis met een ‘slecht’ energielabel wordt zo gestimuleerd zijn huis te verduurzamen. Ook in dit geval moeten dus weer alle woningen een energielabel hebben. Bezitters met een box 3-woning worden niet bereikt met deze maatregel. Voor hen kunnen aanvullende maatregelen worden geïntroduceerd, bijvoorbeeld door woningen met een ‘groen’ label niet voor 100% van de waarde in box 3 op te nemen, maar tegen een lager percentage. Bij panden met een ‘slecht’ label zou dan een opslag moeten gelden om op die manier de regeling budgetneutraal te maken.

Gebouwgebonden financiering
Omdat niet iedereen de verduurzaming van zijn woning met eigen middelen kan betalen of financieren, kan een ‘gebouwgebonden financiering’ (GGF) soelaas bieden. Deze lening gaat bij verkoop van de woning automatisch over naar de nieuwe eigenaar. De GGF (tussentijds) aflossen is altijd mogelijk. Kern van deze financiering is dat na verbouwing het maandelijks netto besteedbaar inkomen hetzelfde blijft. Als de lening is afgelost, dalen de maandelijkse lasten. De GGF kan worden gezien als eigenwoningschuld, waardoor de rente fiscaal aftrekbaar is in box 1, al denkt de minister hier (nog) anders over.

Omzetbelasting
In de Wet op de omzetbelasting zijn weinig bepalingen opgenomen die de bezitter stimuleren om zijn eigen woning te verduurzamen. Als goederen en diensten waarmee de eigen woning wordt verduurzaamd onder het lage tarief gaan vallen (9% in plaats van 21%), zou dit verduurzaming kunnen stimuleren, al zullen de EU-lidstaten daarmee akkoord moeten gaan. Aandachtspunten hierbij zijn de uitvoerbaar- en handhaafbaarheid. De leverancier moet de garantie hebben dat de goederen worden gebruikt voor de eigen woning. De Belastingdienst moet dit vervolgens weer kunnen controleren. Dit is praktisch alleen mogelijk als de leverancier de goederen zelf daadwerkelijk plaatst. Wetgeving moet eenvoudig zijn, wat niet het geval is als alleen bepaalde goederen en diensten onder het lage tarief vallen. Subsidies werken dan efficiënter. Ook loopt de overheid omzetbelasting mis, wat gecompenseerd zou kunnen worden door het 21%-tarief te verhogen.

Overdrachtsbelasting
Op het gebied van overdrachtsbelasting lijken twee varianten mogelijk: overdrachtsbelasting teruggeven als de woning binnen een bepaalde periode wordt verduurzaamd of verlagen van de overdrachtsbelasting als een duurzame woning wordt verkocht. Dat kan door een korting op de overdrachtsbelasting of door een bonus–malussysteem. Ook hier is een betrouwbaar energielabel een vereiste.
Omdat deze regeling alleen opgaat voor woningen die worden verkocht, levert een subsidie meer energiebesparing op, vooral bij woningen met label G–E.
Een duurzamer pand, met minder of geen overdrachtsbelasting, is echter aantrekkelijker om te financieren. Dit komt doordat de overdrachtsbelasting niet mee te financieren is en banken bij energiezuinige woningen soms meer dan 100% van de waarde financieren.
Om deze regeling budgetneutraal te houden, moeten kopers van minder duurzame panden meer overdrachtsbelasting gaan betalen.
De vraag is echter of deze differentiatie effectief is, omdat kopers meestal toch hun pand verbouwen en tegelijkertijd verduurzamen.

Energiebelasting
Energiebelasting wordt geheven op aardgas en elektriciteit bij diegene die de levering verricht. De belasting op elektriciteit wordt bijvoorbeeld lager als iemand gebruikmaakt van de zogenoemde ‘Postcoderoosregeling’ of via zonnepanelen elektriciteit aan het net levert.
In 2019 en 2020 is de energiebelasting op elektriciteit verlaagd en de energiebelasting op gas verhoogd. Hiermee wordt de terugverdientijd van elektrische verwarmingsapparatuur (bijvoorbeeld een warmtepomp) en bijvoorbeeld isolatie korter. Helaas stijgt hiermee de terugverdientijd van zonnepanelen en energiezuinige apparatuur.

Conclusies
Al met al is de eigen woning fiscaal nog niet klaar voor stimulering van verduurzaming. Er zijn momenteel diverse negatieve fiscale prikkels om een pand te verduurzamen. In het kader van de doelstellingen van het Klimaatakkoord zou het logisch zijn deze negatieve fiscale prikkels zo veel mogelijk weg te nemen. Een volgend kabinet zal het duurzaamheidsvraagstuk nadrukkelijk aan bod moeten laten komen bij het ontwerpen van een nieuwe eigenwoningregeling.
De hoogte van verschillende soorten belastingen en heffingen is vaak afhankelijk van de (WOZ-)waarde van het pand. Een duurzaam pand heeft vaak een hogere waarde ten opzichte van een soortgelijk niet-duurzaam pand. De huidige negatieve fiscale prikkel om een woning te verduurzamen kan worden weggenomen door alle woningen in Nederland van een definitief energielabel te voorzien. Vervolgens kan door een bonus–malussysteem de hoogte van de bonus en malus afhankelijk worden gemaakt van het energielabel. De kosten van het labelen zijn zeer beperkt. De maatregel kan binnen afzienbare tijd worden ingevoerd. Er moet nog nader onderzocht worden voor welke belastingen dit systeem ingevoerd kan worden. Voor de inkomsten- en overdrachtsbelasting lijkt het logisch te differentiëren naar energielabel.
De hoogte van het fiscaal aftrekbare percentage van de eigenwoningschuld moet tijdens de gemiddelde terugverdientijd van de voorzieningen afhankelijk worden gemaakt van het energielabel van de woning. Zo wordt de kans groter dat eigenwoningbezitters ook voorzieningen treffen die an sich nog niet rendabel zijn. Om bovengenoemde maatregelen effectief te laten zijn, moeten eigenwoningbezitters verduurzamingsmaatregelen zo veel mogelijk kunnen financieren, bijvoorbeeld met gebouwgebonden financiering. De rente van deze lening moet dan, in tegenstelling tot wat de minister aangeeft, fiscaal aftrekbaar zijn.

Prof. dr. T.M. Berkhout MRE MRICS is verbonden aan de Nyenrode Business Universiteit en mr. drs. M.C.B. Bril MFP CPL aan ABN Amro. Dit artikel is gebaseerd op een artikel dat in het Weekblad Fiscaal Recht is verschenen.