Het onlangs verschenen boek Gebouwen door Vrouwen maakt een eind aan de ietwat belegen discussie of vastgoed niet te veel een mannending is. Het boek laat ziet dat uitgerekend het vaak als masculien gemunte Rotterdam een sterk feminiene architectonische footprint heeft.
Op de stand van Kroonenberg Groep was er tijdens de Provada een discussie over de vraag hoe de vastgoedwereld eruit zou zien als vrouwen het voor het zeggen zouden hebben. Na enige verontwaardiging over een advertentie van KroesePaternotte met alleen mannen in blauwe pakken ontstond een levendige discussie over de invloed van vrouwelijke architecten op de gebouwde omgeving. ‘Ik denk dat vrouwen meer letten op gebruik dan op de verschijningsvorm, daarin zijn we onderscheidend’, aldus Martine Gründeman van Zadelfhoff. Annelou de Groot (Cushman & Wakefield): ‘Ik wil af van het idee dat vrouwen alleen curvy gebouwen ontwerpen.’
Volgens Sofie van Brunschot, architect en verbonden aan het Architectuur Instituut Rotterdam, is het werk van vrouwelijke architecten in ons land per definitie onderbelicht. Vandaar dat ze het initiatief nam voor Gebouwen door Vrouwen, een gids die 50 meer en minder prominente ontwerpen in Rotterdam op een rijtje zet waar vrouwelijke architecten voor tekenden.
Promotie blijft uit
In het voorwoord schrijft Van Brunschot dat hoewel de eerste vrouwelijke architect al in 1917 afstudeerde aan de Technische Hogeschool in Delft (Grada Wolffensperger), honderd jaar later vrouwen nog steeds in de minderheid zijn bij architectenbureaus. Aan de Nederlandse universiteiten is inmiddels meer dan de helft van de architectuurstudenten vrouw, maar dat geldt voor nog geen kwart van de geregistreerde architecten. Hoe hoger in de hiërarchie van architectenbureaus, hoe kleiner dat aandeel wordt. Een ander patroon dat opvalt, is dat hoe ouder de vrouwen worden, des te minder ze werkzaam blijven in de sector.
Gebouwen door Vrouwen is niet eerste boek over dit topic. Maar liefhebbers die meer willen lezen over vrouwelijke architectuur in de lage landen moeten hiervoor wel terug naar het papieren pre-internet archief. In 1990 verscheen het boek Architectes van Marga Kuperus en Harkolien Meinsma, het eerste overzicht van het werk van 43 Nederlandse vrouwen in de architectuur. Een soortgelijk vervolg op het boek en het toen aangekondigde documentatiesysteem waarin alle werkzame vrouwelijk architecten zouden komen te staan bleef 35 jaar uit, tot Van Brunschot het zat was. Ze richtte het platform Gebouwen door Vrouwen op, met als doel een database aan te leggen met alle gebouwen in Nederland die door vrouwen zijn ontworpen. Het gelijknamige boek moet de vrouwelijke architecten meer zichtbaarheid geven, zodat zij als rolmodel kunnen dienen voor een volgende generatie.
Markthal
Rotterdam blijkt een goed gevulde vijver waaruit liefhebbers en pleitbezorgers van vrouwelijke architectuur kunnen vissen. Heel wat iconen in de skyline hebben de handtekening van een vrouw. Wat te denken van de Markthal, alweer meer dan 10 jaar Insta-waardig voor toeristen uit binnen- en buitenland? Het Rotterdamse MVRDV, waarvan Winy Maas het uithangbord is, maakte het ontwerp, maar het was Renske van der Stoep die in 2006 terugkeerde naar het bureau om als projectarchitect het ontwerpteam te leiden. Ook iets om niet te vergeten: de DV in de firmanaam staat voor Nathalie de Vries.
Een ander voorbeeld is De Rotterdam. Sterarchitect Rem Koolhaas van OMA krijgt vaak de credits voor het immense mixed-use gebouw op de Wilhelminapier, maar Ellen van Loon was als een van de hoofdarchitecten bij het project betrokken. Zij was in 1998 de eerste medewerker met een kind bij OMA, en was meer dan een kwart eeuw als partner een drijvende kracht achter de professionalisering en internationalisering van het bureau. Ook de later wereldberoemde en inmiddels overleden Zaha Hadid zette haar eerste stappen bij OMA.
Hunkerbunker
De titel Gebouwen door Vrouwen past het beste bij de RVS-flat aan de Suze Groenweglaan in Delfshaven. In 1958 werd de flat opgeleverd met één specifieke doelgroep, alleenstaande werkende vrouwen. Voorheen kon deze doelgroep alleen terecht bij familie of een hospita, maar dankzij de financiering van de Rotterdamse Verzekering Sociëteit (RVS) konden de dames zelfstandig wonen in wat in de volksmond de Hunkerbunker zou gaan heten. Het was een vrouw die het gebouw ontwierp: Wil Jansen.
Ook minder prominente woongebouwen in de Maasstad hebben vaak (mede) de handtekening van een nu prominente vrouwelijke architect. Zoals de jongerenhuisvesting aan het Kruisplein 2 die in 1985 werd opgeleverd, het resultaat van een prijsvraag die werd gewonnen door drie studenten, onder wie Francine Houben. Zij richtte later met twee anderen het nu vermaarde bureau Mecanoo op. Over zichtbaarheid in binnen- en buitenland heeft Houben zeker niet te klagen, blijkt wel uit het hoofdstuk dat aan haar is gewijd. In Rotterdam tekende ze ook voor woontoren Montevideo op de Wilhelminapier, maar ontwerpen van haar zijn eveneens terug te vinden in onder meer Birmingham en Taiwan.
Kop van Zuid
De Wilhelminapier en Montevideo kun je in één adem noemen met Riek Bakker. Het is aan de visie van de toenmalige directeur Stadsontwikkeling te danken dat Rotterdam-Zuid een bruggenhoofd – de Kop van Zuid – kreeg dat tot de dag van vandaag geldt als trekker van het zuidelijke stadsdeel, compleet met de wereldwijd beroemde Erasmusbrug. Die werd helaas dan wel weer door een man – Ben van Berkel – ontworpen.
Het boek Gebouwen door Vrouwen laat vooral zien hoe succesvol vrouwelijke architecten zijn, in de Maasstad dan in ieder geval. Volgens Van Brunschot werken vrouwen gewoon lekker door en blijft het promoten van hun eigen werk en hun successen daarbij ondergeschikt. ‘Zo sprak ik voor de samenstelling van dit boek een vrouwelijke architect die mij vroeg welke projecten zij dan in Rotterdam had ontworpen. Ze was het zelf vergeten.’
Dit verhaal verscheen eerder in PropertyNL 7, 2025.
- Gebouwen door Vrouwen
- Sofie van Brunschot, Catja Edens, Laurence Ostyn en Erica Smeets-Klokgieters
- Fotografie: Loes van Duijvendijk
- Uitgeverij: NAI010
- ISBN: 978-94-6208-933-4