Steeds grotere ruimteclaims; steeds meer tegengestelde belangen

Friso de Zeeuw is niet mals in zijn oordeel over het beleid van woonminister Hugo de Jonge. ‘Hij schrijft een politiek vaag verhaal over ‘elke regio telt’ en denkt de economische groei over het hele land te kunnen spreiden, maar op de vraag ‘hoe dan’ is zelfs geen begin van een antwoord te vinden.’

Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 1, 26 januari 2024

Veel vastgoedpartijen zijn sceptisch over de erfenis van de minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening, Hugo de Jonge, maar slechts weinigen kunnen de vinger leggen op zijn beleidskeuzen. Zij ageren tegen maatregelen die niet door hem zijn genomen, maar door collega’s bij Financiën, Infrastructuur en Waterstaat, Economische Zaken of Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Binnenlandse Zaken. Zij kennen het Haagse doolhof niet, met zijn twaalf ministeries. Hiervan hebben er vijf betrekking op bouw en vastgoed, maar geen één heeft het adres Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Dat ministerie is namelijk ondergebracht bij BZK.

Daarom toog PropertyNL naar het pittoreske Monnickendam, de zetel van ontwikkelingsgoeroe en emeritus professor gebiedsontwikkeling, Friso de Zeeuw, om de ruimtelijke puzzel te ontwarren. De Zeeuw: ‘Het is eigenlijk niet juist om over een puzzel te spreken. Een puzzel veronderstelt een behendigheid om de stukjes op de juiste plaats te krijgen. Bij ruimtelijk beleid zijn er veel te veel stukjes voor de puzzel.’

Harde strijd

Volgens De Zeeuw is de discussie over de ‘stukjes’ ruimte nog nooit zo hevig geweest als nu. ‘Wonen, energie, water, mobiliteit, landbouw en stikstof strijden om voorrang. Ook in dat opzicht klopt de vergelijking met een puzzel niet. Het gaat niet om een relaxed, rationeel werkje op zondagmiddag. Het gaat om een harde strijd van belangen en opvattingen, die wordt beslecht met pijnlijke politieke keuzes, maar soms ook met mooie functiecombinaties.’

De Zeeuw is de uitvinder van het ‘rompertje’, een scherp model dat – op basis van een ruimtelijk-economische analyse – aangeeft waar in Nederland perspectief bestaat op grootschalige gebieds- en vastgoedontwikkelingen. Het rompertje omvat de Randstad met een ruime zone daaromheen, die loopt van Alkmaar, via Zwolle, Arnhem–Nijmegen en de Brabantse steden naar de Drechtsteden.

Westerscheldetunnel-effect

Het onderzoek naar vestigingsplaatsen van PropertyNL op basis van onder meer de WOZ-waarden van commercieel vastgoed, vastgoedtransacties, woningprijzen en arbeidspotentieel, bevestigt dat bijna alle grote groeiers zich binnen het ‘rompertje’ bevinden. Een keuze voor het rompertje heeft ook consequenties voor alles wat buiten het rompertje valt: Zeeland, Limburg, Oost-Gelderland, Oost-Overijssel en de drie noordelijke provincies. ‘Die keuze is Hugo de Jonge uit de weg gegaan. Hij schrijft een politiek vaag verhaal over ‘elke regio telt’ en zegt de economische groei – en in het kielzog daarvan de woningbouw – over het hele land te willen spreiden. Dat veronderstelt dat ‘het beleid’ de economie kan sturen. En dat wil hij doen met de aanleg van nieuwe infrastructuur, waarvoor hij nog geen euro aan bekostiging weet te reserveren. Met uitzondering van een beginnetje van € 3 mrd voor de Lelylijn, met een totaal financieel plaatje van € 10–12 mrd. En dan is het ook nog de vraag hoe zo’n nieuwe verbinding gaat werken. We kennen het ‘Westerscheldetunnel-effect’: bedrijven en instellingen die een vestiging in Zeeuws-Vlaanderen hadden, kunnen dat gebied nu van elders makkelijker bedienen en heffen hun vestiging in Zeeuws-Vlaanderen op. Zorginstellingen hebben dat bijvoorbeeld gedaan.’ De Zeeuw waarschuwde al eerder dat de Lelylijn uitgaat van 220.000 woningen als dekking, terwijl 75.000 realistischer is.

Imaginair brok vlees

Krijgen grote en kleine steden buiten het rompertje extra kansen in de zogenoemde Contourennotitie van De Jonge (zie kader)? ‘Nee, zij krijgen met de beleidsinzet van Hugo de Jonge geen extra kansen, maar krijgen een imaginair brok vlees toegeworpen. Buiten het rompertje hebben eigenlijk alleen Groningen en Twente een bovengemiddelde groeipotentie, maar dat was al zo. We gaan het zien in de conceptnota Ruimte, die naar verwachting in mei komt. Even een zijlijn die ik toch wil noemen: we kunnen in die Nota in ieder geval een ‘afwegingskader water en bodem’ en een ‘maatlat’ water, bodem en groen verwachten. Gebiedsontwikkelingen moeten aan een trits nieuwe voorwaarden voldoen, zoals klimaatadaptatie, wateroverlastbestendigheid, bodem, groen, biodiversiteit en mobiliteit. De beleidsproductie gaat gewoon door. De vraag is natuurlijk of er echt een samenhangende visie komt, of een ongedisciplineerde stapeling van departementale sectorale eisen en wensen. Daar komt bij dat de rijksoverheid zegt weer ‘regie’ te willen voeren, maar zelf op essentiële onderdelen niet levert. Denk bijvoorbeeld aan de netwerkcongestie, waardoor bedrijven en nieuwe woningen geen elektriciteitsaansluiting meer kunnen krijgen. Ik noem dat publiek mismanagement. Hetzelfde geldt voor het uitblijven van een helder perspectief voor het landelijk gebied.’

Structureel geld, geen strooigoed

Wat moeten we dan? Terug naar het beleid van ‘gebundelde deconcentratie’ uit de vorige eeuw? Het Rijk maakte toen werk van spreidingsbeleid door ambtenarenpensioenen naar Limburg en KPN naar Groningen te verplaatsen. Inmiddels zijn al die afgedwongen verhuizingen weer teruggedraaid en zijn de diensten weer terug in de Randstad. ‘Je moet blijven kijken naar de werkelijke ontwikkelingen. Ruim 35 jaar is het beleid gedomineerd door ‘maak het sterke sterker’. Maar niemand in de Haagse beleidstorens had het succes van Eindhoven zien aankomen. Hetzelfde geldt voor Zwolle. Zonder universiteit heeft deze plaats een grote aantrekkingskracht op het mkb. Je zou als minister van ruimtelijke ordening moeten inzetten op kansrijke regio’s binnen het rompertje, maar buiten de huidige ‘lievelingetjes’ van de rijksoverheid, wat nu voornamelijk de universiteitssteden zijn. Denk dan bijvoorbeeld aan Noord-Holland-Noord en de stedendriehoek Apeldoorn–Deventer–Zutphen. Voor grote gebieden buiten het rompertje moet je een ander type beleid op touw zetten, gericht op handhaving van basisvoorzieningenniveaus en stimulering van kleinschalige kansrijke initiatieven. En daar moet je dan ook structureel geld voor uittrekken, geen strooigoed. Dan ben je reëel bezig en voorkom je de illusie-aanpak die nu dreigt.’

Nota Ruimte
Als opwarmer voor de Nota Ruimte van dit jaar heeft minister Hugo de Jonge (Binnenlandse Zaken, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) in oktober vorig jaar de Contourennotitie naar de Tweede Kamer gestuurd. Die contouren beloven volgens Friso de Zeeuw weinig goeds. De notitie zou urgente keuzes op het gebied van energie, natuur, woningbouw, landbouw, economie en infrastructuur moeten maken, maar doet dat niet. Het Rijk zou de regie op de ruimtelijke ordening moeten nemen, maar doet dat ook niet. De Jonge stapt af van het adagium ‘maak het sterke sterker’, maar presenteert geen werkbaar alternatief. Dit demonstreert een gebrek aan kennis over de werking van de ruimtelijke economie, volgens De Zeeuw.
De Contourennotitie beschrijft algemene principes, zegt hij, zoals het niet afschuiven van problemen, het recht doen aan de schaarse ruimte door waar mogelijk functies slim te combineren en het recht doen aan de eigenheid van de regio’s. Daarbij komt dat water en bodem ‘sturend’ worden voor de keuzes, dus niet meer buitendijks bouwen. Steeds meer eisen en beperkingen voor gebiedsontwikkeling; dat is de hardnekkige tendens.
Uit de drie ‘bewegingen’ blijkt volgens De Zeeuw het gebrek aan keuzes: streven naar een evenwicht tussen landbouw en natuur in heel Nederland: voor een toekomstbestendige landbouw en herstel van de biodiversiteit. Naar een klimaatneutrale en circulaire samenleving: voor schonere energie, duurzamere vervoersstromen en het samenbrengen van vraag en aanbod. Sterke regio’s, steden en dorpen in heel Nederland: toekomstperspectief voor alle gebieden. ‘Maar op de vraag ‘hoe dan’ is zelfs geen begin van een antwoord te vinden.’
Ook in regio’s waar groei minder voor de hand ligt, wil het Rijk zorgen voor voldoende voorzieningen met plek voor kleinschalige verdichting van steden en dorpen.
Concreet is de Contourennotitie over regio’s met kansen voor een verdere schaalsprong: Eindhoven, de Stedendriehoek, Twente, Zuid-Limburg en een verdere uitloop van de verstedelijkingsstrategie Groningen–Assen naar Emmen. Volgens De Zeeuw is die ‘schaalsprong’ onzin, omdat die de afgelopen 25 jaar al heeft plaatsgevonden in het rompertje, zonder wezenlijk ondersteunend rijksbeleid.

Verder lezen
In ‘Ploeterend voorwaarts’ zijn de eigenzinnige columns gebundeld die Friso de Zeeuw in de afgelopen 25 jaar schreef in vastgoedbladen zoals PropertyNL, over ruimtelijke ordening, woningmarkt, grondpolitiek, wetgeving en bestuur. Het boek van 300 pagina’s kost € 18,90 (incl. verzendkosten) en is te bestellen bij de uitgever ElbaREC.