Binnen een jaar een sociale huurwoning in de periferie

Wie wil wonen aan de randen van ons land kan wel degelijk nog snel in aanmerking komen voor een sociale huurwoning. Volgens onderzoekers van vastgoedadviseur Colliers klopt de stelling van de PVV dat de wachttijden variëren van 3 tot 13 jaar daarmee niet helemaal.

In de aanloop naar de Tweede Kamer-verkiezingen doet Colliers een factcheck van stellingen die de politieke partijen poneren over de vastgoedsector. Uiteraard staat de woningnood nog altijd hoog op de politieke agenda.

Volgens de PVV sta je in Nederland eindeloos op de wachtlijst voor een sociale huurwoning, waarbij de wachttijd varieert van ongeveer drie jaar in Friesland tot elf à dertien jaar in de Randstad. De stelling komt uit een artikel van De Telegraaf in september 2022.

De minimale wachttijd van drie jaar klopt feitelijk niet. Hoewel het slechts om een beperkt aantal gaat, zijn er meerdere gemeenten waar woningzoekenden sneller een sociale huurwoning krijgen. Zo bedraagt de gemiddelde wachttijd in Rijssen-Holten acht maanden en staan woningzoekenden in Den Helder, Pekela, Oldambt, Roosendaal, Terneuzen en Veendam ongeveer een jaar op de wachtlijst. Voor Kerkrade, Oss en Stadskanaal bedraagt de wachttijd tot twee jaar, al is dit sinds de meting in 2021 mogelijk verder opgelopen.

Tot 17 jaar wachten in Amstelveen

In de Randstad zijn de wachtlijsten over het algemeen langer. Terwijl huishoudens in Rotterdam vaak binnen ongeveer twee jaar een sociale huurwoning vinden, loopt de wachttijd aan de bovenkant van de bandbreedte flink op. In Amsterdam bijvoorbeeld tot dertien jaar, maar de grootste uitschieters zijn te vinden in gemeenten zoals Landsmeer, Wormerland, Haarlemmermeer, Diemen en Amstelveen. De wachttijd bedraagt hier tot liefst zeventien jaar.

De landelijke verdeling van wachttijden voor een sociale huurwoning wijkt daarmee af van de stelling in het verkiezingsprogramma van de PVV. De onderliggende boodschap klopt echter wel. De sociale huurvoorraad in de meeste Nederlandse gemeenten is namelijk totaal ontoereikend voor woningzoekenden.

Deregulering en nieuwbouw?

Door in te zetten op deregulering en het aanjagen van de nieuwbouw wil de PVV het tekort aan sociale huurwoningen oplossen. Daarbij gaat de partij echter voorbij aan de complexiteit die daar bij komt kijken.
Om de sociale huurvoorraad te vergroten zet de Rijksoverheid namelijk beleidsmatig al in op een aandeel van minimaal 30% van de woningvoorraad in alle gemeenten. Dit met wisselend ‘succes’. Zo bedraagt het aandeel sociaal in Amsterdam en Rotterdam respectievelijk 38% en 42%, maar zit 60% van de gemeenten nog onder de doelstelling. In sommige gemeenten bedraagt de sociale huurvoorraad zelfs minder dan 20% van het totaal.

De Rijksoverheid zet tegelijkertijd in op het bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt. Het wetsvoorstel voor betaalbare huur en de aanpassingen aan het woningwaarderingsstelsel (WWS) geven woningcorporaties hiervoor meer ruimte. Op deze manier wordt het gereguleerde huursegment namelijk uitgebreid tot een huurprijs van ongeveer € 1.100 per maand.

Aandeel corporaties

Het belang van woningcorporaties als investeerder op de woningmarkt is de afgelopen tijd sterk gestegen. Het aandeel van corporaties in het totale transactievolume van bestaande woningen en nieuwbouw nam toe van respectievelijk 13% in 2021 en 18% in 2022, naar liefst 63% in de eerste helft van 2023.
Gezien de huidige marktomstandigheden blijven woningcorporaties de komende tijd een belangrijke speler op de woningmarkt en daarmee ook voor het op gang houden van de nieuwbouw.