Corporaties verkopen steeds meer aan investeerders dan aan particulieren

Corporaties verkopen vooral aan elkaar of aan institutionele beleggers. Sinds 2015 neemt het aanbod corporatiewoningen voor particulieren af ten gunste van investeerders. Dat blijkt uit onderzoek van het Kadaster.

In 2020 verkochten woningcorporaties 18.000 woningen. Dat is meer dan in 2019, toen werden er ruim 11.000 woningen verkocht. Van 2009 tot en met 2020 verkochten woningcorporaties ruim 236.000 woningen. Dit is 12% van het totaal aantal verkochte woningen. Het aantal verkopen van woningcorporaties neemt wel af sinds 2015. 

 

Corporaties verkopen vooral aan elkaar of aan institutionele beleggers: in vergelijking met 2019 steeg dat met 300% en in 2020 met 130%. De verkoop aan particulieren die zelf in een woning wonen (eigenaar-bewoners) nam met 19% af tussen 2019 en 2020. Ook het aantal verkopen aan koopstarters nam in diezelfde periode af met 17%. Woningcorporaties verkochten tot 2015 in totaal 55% van hun woningen aan koopstarters. Sinds 2015 neemt het aanbod af en verschuift het richting andere kopers, met name investeerders. Voor starters op de woningmarkt krimpt daarmee een belangrijke bron van betaalbare koopwoningen.

Woningcorporaties zijn via wet- en regelgeving financieel aan elkaar verbonden. Als een corporatie in financiële problemen komt of niet meer kan voldoen aan de volkshuisvestelijke opgave binnen een gemeente, moeten andere corporaties financieel bijspringen of uiteindelijk zelfs de gemeente waar de woningen staan in combinatie met het Rijk als mede-achtervanger. Sommige corporaties kunnen al bijna 10 jaar niet voldoen aan hun volkshuisvestelijke opgave. Deze saneringscorporaties moeten een groot aantal sociale huurwoningen verkopen om financieel te herstellen. De gemeenten waarin zij actief zijn, stimuleren de verkoop aan andere corporaties. Zo blijft het bezit in corporatiehanden en dat waarborgt de omvang van de sociale huursector. Dat laatste is een wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeente.

Ook hebben een aantal onderlinge transacties te maken met de verkoop van woningen die niet in de eigen woningwetregio van de corporatie liggen. De Woningwet 2015 bepaalt dat een corporatie alleen actief mag zijn binnen één van de negentien woningmarktregio’s. Dat is goed voor de binding van de corporatie met de gemeenten binnen de regio. Corporaties trekken zich daarom geleidelijk terug in hun woningwetregio en verkopen bezit in hun kerngebied. Ook nu geldt dat ze liever aan collega-corporaties verkopen (wellicht na overleg met de gemeenten) dan aan investeerders.

Woningcorporaties verkopen de woningen met een relatief mindere energieprestatie vaker aan koopstarters. Van de woningen die onderling verhandeld worden, heeft 62% energielabel C of lager. Maar omdat corporaties gemiddeld minder onderling verkopen dan aan particulieren gaat dit om slechts 18% van alle door corporaties verkochte woningen met een energielabel C of lager. Voor doorstromers of investeerders is het aandeel gekochte woningen met een energielabel C of lager 58% en 49%. Investeerders kopen vaker de hoger gelabelde woningen (A of B) van woningcorporaties.