De woninghuren zijn in juli 5,4% gestegen in vergelijking met dezelfde maand in 2023. Het is de grootste huurstijging sinds 1993, toen de huren met hetzelfde percentage stegen.
Vorig jaar stegen de huren met gemiddeld 2,0 %. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers. De huren van sociale huurwoningen stegen bij sociale verhuurders met gemiddeld 5,6 %. Bij de overige verhuurders was de huurstijging van een sociale huurwoning met 5,7 % iets sterker. Vrijesectorwoningen stegen met 5,0 % minder hard in huurprijs dan sociale huurwoningen.
De maximaal toegestane huurverhoging is afhankelijk van het soort verhuur (gereguleerd of geliberaliseerd) en de hoogte van het inkomen van de huurder. Bij sociale huurwoningen is de maximale stijging 5,8 % (vanaf 1 juli 2024). Verhuurders kunnen er ook voor kiezen inkomensafhankelijke huurverhogingen door te voeren.
Sociale huur
Van 1 januari 2024 tot 1 januari 2025 is de maximale huurverhoging voor een vrijesectorwoning 5,5 %. Ongeveer twee derde van de huurwoningen is in bezit van sociale verhuurders. De huren van sociale huurwoningen stegen bij deze verhuurders gemiddeld met 5,6 %. Een jaar eerder was de stijging bij sociale verhuurders met 0,1 % nog erg laag, door inkomensafhankelijke huurverlagingen.
Sociale huurwoningen van overige verhuurders stegen in juli 2024 harder in prijs dan bij sociale verhuurders, met 5,7 %. De huren van vrijesectorwoningen stegen dit jaar met 5,0 %. Ook dit is meer dan in 2023 (4,5 %). De netto-huurprijs bij de start van het huurcontract bepaalt of een woning een vrijesectorwoning (geliberaliseerd) is.
Als een woning overgaat naar een nieuwe huurder mag de huur meer stijgen dan de maximaal toegestane reguliere huurverhoging. De huren stijgen dan ook minder hard als bewonerswisselingen buiten beschouwing worden gelaten, namelijk met 4,7 %. Het effect van bewonerswisselingen was 0,7 %, in 2023 was dit effect hetzelfde.
Rotterdam spant de kroon
De grootste huurstijging vond plaats in de gemeente Rotterdam, hier stegen de huren met gemiddeld 5,9 %. Bewonerswisselingen hadden in deze gemeente een effect van 1,0 % op de gemiddelde huurstijging. In Utrecht hadden bewonerswisselingen het grootste effect op de huurstijging. Hier stegen de huren gemiddeld 5,8 %, waarbij het effect van bewonerswisselingen 1,3 % is. Amsterdam kende de minst grote huurstijging van de vier grote gemeenten met 5,2 %.
Op provinciaal niveau stegen de huren inclusief bewonerswisselingen het hardst in Drenthe, namelijk met 5,8 %. Het effect van bewonerswisselingen was daar, samen met Noord-Holland, op provinciaal niveau ook het hoogst. In Noord-Holland stegen de huren zonder bewonerswisseling wel minder hard dan in Drenthe, waardoor het gemiddelde cijfer met 5,3 % ook lager uitkomt.
De minst grote huurstijging vond met 5,0 % plaats in de provincie Groningen, hier was het effect van bewonerswisselingen 0,4 %.