Gezondheid is niet iets medisch

Cor Wagenaar is hoofd van het expertisecentrum architectuur, stedenbouw en gezondheid van de Rijksuniversiteit Groningen.

Gepubliceerd in PropertyNL Magazine nr. 5, 29 mei 2020

Ook daar staat alles op dit moment in het teken van Covid-19. Hij vertelt dat het kenniscentrum zich richt op verschillende aspecten van stedenbouw en gezondheid. Het unieke kenmerk is dat het daarbij vertrekt vanuit de architectuur en stedenbouw, en niet vanuit de discipline van de volksgezondheid. De grootste uitdaging is om de totaal verschillende werelden van ontwerp en geneeskunde bij elkaar te brengen.

Het is volgens hem interessant om te zien dat in ontwikkelde landen besmettelijke ziekten verantwoordelijk zijn voor niet meer dan 15% van alle sterfgevallen door ziekte: verreweg de grootste boosdoeners zijn niet besmettelijke aandoeningen als hart- en vaatklachten en kankers.

Daarnaast zegt hij: ‘Gezondheid niet iets medisch. Niet-medische factoren hebben een veel groter effect op de volksgezondheid dan medisch handelen. Je kunt daarbij denken aan vervuiling, roken, slecht voedsel, gebrek aan lichaamsbeweging, sociaal isolement en klimaatverandering.’ Een groot deel van deze niet-medische factoren hangen samen met architectuur en stedenbouw, bijvoorbeeld het integreren van de netwerken van riolering, de toevoer van schoon water en het inrichten van de stad voor voetgangers en fietsers.

De Duitse ‘beddenberg’
Wagenaar doet ook onderzoek naar de inrichting van ziekenhuizen. Een hot issue in deze tijd. Overal in Nederland worden ziekenhuizen in rap tempo uitgebreid of aangepast. Toch zal volgens Wagenaar Covid-19 vermoedelijk geen invloed hebben op de toekomstige architectuur van het ziekenhuis. Tot in het begin van de jaren ’90 van de vorige eeuw beschikte Nederland nog over voorzieningen die in tijden van oorlog iets aan de opvang van de burgers zouden moeten doen. Die voorzieningen zijn inmiddels opgedoekt.

Een land als Duitsland heeft nog wel het ouderwetse gezondheidssysteem. ‘Er is daar eigenlijk teveel van alles. Er zijn ook te veel intensive care bedden.’ De ‘beddenberg’ werd lang gehekeld, maar blijkt nu ineens een groot voordeel te zijn vergeleken bij landen die een veel moderner en toekomstbestendiger systeem hebben. Probleem hierbij is wel dat het op termijn onbetaalbaar is en aangepast moet worden naar een functioneler systeem met hogere kwaliteit.

Afscheid van het algemene ziekenhuis
Volgens Wagenaar heeft het geen enkele zin – en is het ook totaal onmogelijk – om de infrastructuur van ziekenhuizen in een permanente oorlogstoestand te brengen. Bij een pandemie is er niet veel meer mogelijk dan het achter de hand houden van bedden en apparatuur, zodat er snel opgeschaald kan worden. Dus geen permanente beddenberg, maar altijd de mogelijkheid hebben tot een opschaalscenario. ‘Die opschaalscenario’s kunnen verschillende vormen aannemen. In Berlijn denkt men eraan hotels voor ziekenhuisgebruik geschikt te maken. Dat is mogelijk efficiënter dan stapelbedden in een sporthal, zeker comfortabeler en mogelijk niet eens duurder.’

De huidige trends in de ziekenhuisarchitectuur zullen gewoon doorzetten. Volgens Wagenaar gaat het dan vooral over het ontstaan van nieuwe distributiemodellen, waarbij er sprake is van een aantal grote kernziekenhuizen voor de uitgebreide zorg en waar ook de meest zeldzame ziekten vaak genoeg voorkomen om er ervaring mee op te doen. Daarnaast is er ruimte voor een aantal zogenaamde ‘focused factories’, die zich toeleggen op de eenvoudigere aandoeningen. Hier zouden volgens hem zelfs de tandartsen onder te scharen zijn. Dit betekent dus in feite een afscheid van het algemene ziekenhuis zoals we dat nu hebben.

Niet alles is te voorspellen en te plannen
De situatie waar we nu in zitten is een uitzonderlijke en het raakt vooral het hele gezondheidsstelsel. Wagenaar: ‘Maar vergeleken met het huis-, tuin- en keukengriepvirus lijkt het enige echte grote verschil de snelheid waarmee behandeling op de intensive care nodig is. De capaciteit daarvan wordt tot het uiterste beproefd, en dat is bij de gewone griep veel minder het geval.’ Omdat we in zo’n uitzonderlijke situatie zitten, zou het volgens hem interessant zijn de effecten na te gaan van de verschillende gezondheidssystemen, met name wat de opvang en verzorging van ouderen betreft. ‘Nederland heeft de institutionele ouderenzorg grotendeels wegbezuinigd, met massa’s vereenzamende ouderen tot gevolg. In Italië is het aantal ouderen dat door de familie wordt opgevangen mogelijk groter, maar dat hoeft bij besmettelijke ziekten geen voordeel te zijn. Ook interessant is hoe de overgang naar de periode na corona wordt vormgegeven en wat de blijvende effecten zullen zijn. Het is voorlopig nog gissen welke nawerkingen corona op lange termijn heeft. Van Sars 1 weten we dat herstelde patiënten toch grote klachten kunnen blijven houden.’

De ene pandemie is echter de andere niet. Dit keer zijn het de longen en luchtwegen die worden aangetast, maar wie weet heeft een volgend virus het voorzien op de maag en darmen. ‘We moeten accepteren dat niet alles te voorspellen is, en ons erbij neerleggen dat alleen voor normale toestanden iets te plannen is.’

www.rug.nl