Middelgrote bouwers worden het meest getroffen door een neergang in de bouw, voorziet ABN Amro.
De impact van de coronacrisis op de bouwsector was in eerste instantie relatief laag, maar ABN Amro verwacht dat de dip later komt dan gedacht. De lange termijneffecten - achterblijvende bedrijfsinvesteringen, oplopende werkloosheid en versoberde steunmaatregelen van de overheid - gaan naar verwachting zwaarder wegen. ABN Amro heeft haar prognose voor 2021 naar beneden bijgesteld. De volumes in de gehele sector zullen waarschijnlijk met 3% dalen, met als grootste uitschieters utiliteitsbouw (-3%) en woningbouw (-2%). Voor de sectoren die actief zijn aan het begin van de bouwketen - producenten, architecten en ingenieurs - verwacht ABN Amro een beperkte krimp of zelfs een lichte groei.
Het ontbreekt volgens ABN Amro aan voldoende maatregelen om de stikstofproblematiek op te lossen. Andere maatregelen kunnen de bouw wél een steuntje in de rug bieden. Zo komt in 2021 geld vrij voor het versnellen van de woningbouw en wil het Rijk strakker sturen op veertien grote woningbouwprojecten in de Randstad, Zwolle, Eindhoven, Groningen en Nijmegen. Ook komt € 20 mln vrij om leegstaand vastgoed te transformeren naar woningen en wordt een korting van € 62 mln gegeven op de verhuurdersheffing voor meer nieuwbouw door woningcorporaties.
Toch is dit volgens Madeleine Buijs, senior sectoreconoom Bouw en Vastgoed van ABN Amro onvoldoende om krimp op korte termijn te voorkomen. “Er zijn verschillende positieve maatregelen genomen om de bouw een impuls te geven. Hier staat tegenover dat andere stappen die de sector er op langere termijn bovenop kunnen helpen uitblijven”, aldus Buijs. “We zien dat vooral de middelgrote bouwers hier last van hebben. Zij zijn vaker actief in nieuwbouwprojecten, die lijden onder de economische teruggang. Hierdoor zakt hun omzet veel harder weg dan van kleine en grote bouwbedrijven.”
