'Private partijen hadden geen invloed op planning Leidsche Rijn Centrum'

De planvorming van het Utrechtse Leidsche Rijn Centrum is vrijwel uitsluitend tot stand gekomen door de gemeente Utrecht en de door haar ingehuurde stedenbouwkundigen. De private partijen hadden nagenoeg geen invloed op het programma en het stedenbouwkundig ontwerp.

De planvorming van het Utrechtse Leidsche Rijn Centrum is vrijwel uitsluitend tot stand gekomen door de gemeente Utrecht en de door haar ingehuurde stedenbouwkundigen. De private partijen hadden nagenoeg geen invloed op het programma en het stedenbouwkundig ontwerp.

Dat lag al klaar op het moment dat zij aanschoven. Alleen Corio had zich vroeg in het planprogramma een positie verworven als eindbelegger van het winkelvastgoed door gebruik te maken van haar strategische positie in het Stationsgebied in Utrecht.
De Utrechtse ambtenaren vreesden dat er met een gegarandeerde eindbelegger onvoldoende uitdaging zou zijn voor de projectontwikkelaars om optimale kwaliteit na te streven. Gedurende het planproces probeerden ze Corio zo min mogelijk te laten participeren.
Dit schrijft Pieter van der Heijde, directeur Bureau Stedelijke Planning, in zijn proefschrift Nieuwe centra in Nederland, waarop hij vandaag zal promoveren aan de Universiteit van Amsterdam.

Aan de hand van deze en andere voorbeelden als Centrum Kanaaleiland in Utrecht, Nieuw Laakhaven in Den Haag en Centrum Leyweg in Den Haag concludeert Van der Heijde dat gemeenten het ontwikkelingsproces van nieuwe centra domineren en zowel de locatie en het vastgoedprogramma als de stedenbouwkundige opzet bepalen. De kennis en kunde van private partijen wordt hierbij onvoldoende benut.
De lokale overheden streven naar maximale inkomsten uit grondverkoop door voorkeur te geven aan functies met hoge grondopbrengsten (zoals winkels en kantoren) en deze metrages op te hogen. Tegelijkertijd remmen de lokale overheden de ontwikkeling van bepaalde functies af als deze bedreigend zijn voor de binnenstad. Dit heeft nadelen voor de kwaliteit van nieuwe centra.
Dit probleem doet zich niet voor als het nieuwe centrum tevens de centrale kern is van de betreffende gemeente (bijvoorbeeld Zoetermeer of Houten). Maar in dat geval is er wel weer sprake van competitie met de (nieuwe) centra in de buurgemeenten. Voor beide situaties geldt dat een goede regionale afstemming van de planning en programmering van nieuwe centra deze problematiek mogelijk kan reduceren.
Het Rijk en de provincies hebben geen invloed op de planning van nieuwe centra. Hierdoor is er onvoldoende regionale afstemming en zijn centrumstedelijke functies teveel over het stedelijke gebied verspreid.
Aanleiding voor het onderzoek naar het ontstaan van nieuwe centra in Nederland was dat Nederland sterk is verstedelijkt, met omvangrijke woongebieden en bedrijventerreinen, terwijl het centrumstedelijke areaal in deze uitbreidingswijken relatief klein is gebleven met een incompleet pakket aan functies en een beperkte reikwijdte van de voorzieningen. Het beleid van de Nederlandse overheid was dan ook niet gericht op de ontwikkeling van nieuwe centra, maar vooral op de versterking van de positie van de binnensteden en het tegengaan van detailhandel aan de stadsranden.