Kabinet sluit akkoord woningmarkt

DEN HAAG - De voorwaarden om corporatiewoningen te verkopen aan institutionele beleggers worden versoepeld, de Leegstandswet wordt met spoed gewijzigd en de verhuurdersheffing voor corporaties loopt langzamer op naar maximaal € 1,7 mrd.

DEN HAAG - De voorwaarden om corporatiewoningen te verkopen aan institutionele beleggers worden versoepeld, de Leegstandswet wordt met spoed gewijzigd en de verhuurdersheffing voor corporaties loopt langzamer op naar maximaal € 1,7 mrd.

De huur voor de rijksten wordt jaarlijks met maximaal 4% verhoogd, de hypotheekrenteaftrek wordt zodanig aangepast dat de kosten in het begin lager zullen zijn en de bijdrage aan de starterslening door het Rijk gaat omhoog.

Dat is in hoofdlijnen het akkoord dat het kabinet samen met D66, ChristenUnie en SGP heeft gesloten. Het kabinet moest een akkoord sluiten omdat het in de Eerste Kamer geen meerderheid heeft. Onderhandelingen met het CDA over dit onderwerp zijn eerder stukgelopen.

De randvoorwaarden om corporatiewoningen te verkopen aan onder andere institutionele beleggers worden versoepeld, waardoor het mogelijk is tegen de actuele marktwaarde te verkopen, zonder winstdeling. Dit geldt alleen voor geliberaliseerde of te liberaliseren woningen.
Ook de regels voor verkoop aan bewoners worden versoepeld. Met de opbrengst uit verkoop kan de investeringsruimte van corporaties worden vergroot ten behoeve van de sociale woningbouw.

De Leegstandwet wordt met spoed gewijzigd. Dit betreft met name de termijn voor verhuur voor leegstaande kantoren, die wordt verlengd naar 10 jaar. De toets op de huurprijs bij verhuur van leegstaande koopwoningen zal vervallen.

Stimulans voor de woningbouw moet komen van een revolverend fonds voor energiebesparing in de gebouwde omgeving van € 150 mln, aan te vullen met middelen vanuit de markt, zodat een totale investeringsimpuls van € 600 mln wordt bereikt.
De BTW op verbouwingen en renovatiewerken in de bestaande bouw wordt per 1 maart voor 1 jaar verlaagd naar 6%.

Voor de huurverhogingen geldt dat voor de inkomensgroep boven € 43.000 per jaar een jaarlijkse verhoging zal komen van maximaal 4% boven inflatie in plaats van de 6,5% uit het Regeerakkoord. Voor de inkomensgroep tussen € 33.614 en € 43.000 wordt het 2% boven inflatie (in plaats van 2,5% in het Regeerakkoord). Voor de inkomens tot € 33.614 gaat de huur met 1,5% boven inflatie omhoog.
Huurders die na inkomensafhankelijke huurverhoging geconfronteerd worden met een inkomensdaling krijgen huurverlaging. De laagste inkomensgroepen krijgen een verhoogde huurtoeslag.
De huurverhogingen gaan per 1 juli 2013 in. De nog in te voeren verhuurderheffing kan volgens het Kabinet structureel meer dan volledig worden betaald uit de opbrengsten van de huurverhoging. Die verhuurdersheffing voor corporaties loopt van € 50 mln in 2013 naar € 1,7 mrd in 2017.
De maximale huur blijft gebaseerd op het woningwaarderingstelsel, ook voor huishoudinkomens boven de € 43.000, in tegenstelling tot de eerder bedachte koppeling met de 4,5% van de WOZ-waarde.

Het volledig en annuitair aflossen van hypotheken binnen 30 jaar blijft de norm. Wel komt er de mogelijkheid om naast de hypotheek een tweede lening af te sluiten tot 50% van de waarde van de woning. Tevens wordt het mogelijk gemaakt dat bank en klant afspraken maken over de aflossingstermijn van de tweede lening. Hierdoor kan de looptijd worden verlengd naar bijvoorbeeld 35 jaar.
De rente over de tweede lening kan niet worden afgetrokken van de belastingen. Dit betekent dat in de eerste jaren de maandlasten lager uitvallen. Over de gehele periode zijn de kosten echter hoger wanneer de consument voor dit product kiest.

Omdat starters bij uitstek de koopmarkt weer aan de gang kunnen krijgen, wordt de rijksbijdrage aan de SVn-starterslening verhoogd van € 20 naar € 50 mln.